Zo Meester zo leerling

Deel 4 van 10 van het thema ‘De Heilige Geest in het NT ’ door Gijs van den Brink

 

In de vorige blogs hebben we gezien dat bij hoofdmomenten in het leven en de bediening van Jezus de Heilige Geest een hoofdrol speelt. Bij zijn geboorte, zijn doop, zijn bediening op aarde en op het Pinksterfeest na zijn hemelvaart.

We zien ook dat Jezus zijn discipelen erin heeft onderwezen dat deze hoofdmomenten ook in hun leven een plaats zullen hebben. Er is een analogie tussen de meester en zijn leerlingen.

Een paar voorbeelden. Jezus heeft in zijn gesprek met Nicodemus duidelijk gemaakt dat ook zijn volgelingen uit de Geest geboren moeten worden. Deze wedergeboorte is onmisbaar. Hij zegt namelijk ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ (Joh.3:3) en: ‘Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. (Joh.3:6).

Verder heeft Jezus onderwezen dat ook zijn volgelingen gedoopt moeten worden en dat ook voor hen de belofte van de vervulling met de Geest vervuld zal worden.
En na zijn opstanding heeft hij hen duidelijk gemaakt dat ook hun bediening en getuigenis niet zonder de kracht van de heilige Geest kan. Daarom moesten ze wachten in Jeruzalem.

Ook in de brieven van het Nieuwe Testament zien we dat de apostelen deze overeenkomst tussen meester en leerling leren. Paulus zegt in Rom.6:4-5 ‘We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven … Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding.’

En in Efez.6:2 betrekt Paulus ook de hemelvaart in deze analogie. ‘Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelse sferen, in Christus Jezus.’

 

De volgende keer zullen we wat dieper ingaan op de betekenis van de uitstorting van de Geest op Pinksteren in de geloofsweg van de individuele gelovigen.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 4 van 10 beknopte blog over het thema “De Heilige Geest in het NT” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

 

Ga terug naar het artikeloverzicht

De Geest en de bediening van Jezus

Deel 2 van 10 van het thema ‘De Heilige Geest in het NT ’ door Gijs van den Brink

 

De vorige keer lazen we over de belofte van de Heilige Geest in het OT en concludeerden we dat de Geest in het leven van de Messias een cruciale fundamentele rol zal spelen. En dat is precies wat we zien in het leven van Jezus als we het NT lezen.

De engel zegt tegen Jozef wanneer Maria zwanger is:
Mat.1:20 ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.
Dus Jezus is geboren uit Maria, maar verwekt door de Heilige Geest.

En ook bij de volgende belangrijke gebeurtenis in Jezus’ leven, zijn doop, heeft de heilige Geest een centrale rol.
We lezen in Mat.3:16-17 het volgende: ‘Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde.

Hierna begint de openbare bediening van Jezus, een bediening van verkondiging, maar ook van verlossing, bevrijding en genezing.
En hoe gebeurt die bevrijding? Jezus zegt: ‘als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen.’ (Mat.12:28)
Dus ook in zijn openbare bediening speelt de heilige Geest een essentiële rol.

In het evangelie naar Johannes bereidt Jezus zijn leerlingen voor op zijn vertrek. Hij spreekt veel met hen over de andere Trooster, de andere Helper die zal komen nadat hij is heengegaan. Hij zegt: ‘Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere helper [pleitbezorger] te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid.’ (Joh.14:16; vgl. 14:26; 15:26; 16:7)
Niet alleen zegt Jezus dat ook na zijn vertrek de heilige Geest centraal zal blijven staan, maar ook blijkt nergens in het NT duidelijker dan hier dat de heilige Geest een persoon is.

We zien dus dat bij hoofdmomenten in het leven en de bediening van Jezus de Heilige Geest een hoofdrol speelt. Dit is bij zijn geboorte, zijn doop, zijn bediening op aarde en zijn vervanging na zijn hemelvaart.
De volgende keer meer over de Geest na de opstanding van Jezus.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 2 van 10 beknopte blog over het thema “De Heilige Geest in het NT” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

 

Ga terug naar het artikeloverzicht

Geweldloosheid hoort bij de roeping van Jezus

Deel 2 van 6 van het thema ‘Geweldloosheid’ door Gijs van den Brink

 

De openbare bediening van Jezus begint bij zijn doop. Wanneer Hij uit het water komt daalt de Geest als een duif op hem neer. En een hemelse stem proclameert het volgende: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb’ (Mat.3:17). De stem bevestigt met woorden wat de uitstorting van de Geest op Jezus betekent. De woorden herinneren aan Psalm 2 (vs.7 ‘dit is mijn zoon’), maar vooral aan de ‘Knecht van de Heer’ in Jesaja 42 (vs.1 ‘in wie Ik welbehagen heb’).

De proclamatie van de Vader houdt in, dat Jezus zijn eniggeboren Zoon is, die de messiaanse taak van de ‘Knecht van de Heer’ uit Jesaja zal volbrengen. Bij zijn doop wordt Jezus dus door de Geest van God vervuld. Hij ontvangt de roeping van God om zijn boodschapper te zijn en om de door God beloofde heilstijd tot vervulling te brengen. Vanaf zijn doop weet Jezus Zich geroepen om de taak van de door Jesaja beloofde ‘Knecht van God’ te volbrengen (Jes.42, 49, 50, 53).

Er zijn in Psalm 2 (vs.9) en Jesaja (bv. 63:1-3) ook teksten die over het gebruik van geweld spreken, maar deze worden bewust door Jezus bij zijn eerste komst (in nederigheid) niet aangehaald. Als Hij in de synagoge van Nazaret uit Jesaja 61:1-2 voorleest, stopt Hij halverwege vers 2 en noemt Hij niet ‘een dag van wraak voor onze God’ (Luc.4:16-21). Het oordeel is voor straks. Bij zijn eerste komst is
Jezus de vervulling van de beloofde Knecht van de Heer uit Jes.53, over wie werd geprofeteerd ‘Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open.’
Geweldloosheid hoort bij de roeping van Jezus.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 2 van 6 beknopte blog over het thema ‘Geweldloosheid’ uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

Ga terug naar het artikeloverzicht

4. Inwonen bij de Heer

Deel 4 van 5 van het thema ‘Waar zijn de doden’ door Gijs van den Brink

 

Als Paulus over zijn dood spreekt in Filippenzen 1:23-24 zegt hij het volgende: ‘van beide zijden wordt ik gedrongen; ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil’. Sterven is voor Paulus ‘met Christus zijn’. Deze eenheid met Hem beleeft hij nu al (vgl. 1Kor.6:17 e.a.), maar hij verwacht dat deze band nog veel intenser zal worden na zijn dood. Daarom zegt hij: sterven en met Christus zijn is vergeleken bij blijven leven op aarde, verreweg het beste. In 2Kor.5:8  zegt hij: ‘Wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.’ Dit leven bij Christus, dat op de dood volgt, noemt Paulus een thuiskomen of ‘intrekken’ bij de Heer. De tegenwoordige tijd ‘wij hebben’ (2Kor.5:1) wijst op de zekerheid dat dit nieuwe bestaan gereed ligt op het moment dat het oude, aardse zal worden afgebroken.

Tweefasenstructuur
Paulus spreekt zowel over een geborgenheid bij God direct na de dood, als over een latere opstanding van de doden (1Kor.15). De twee lijken in tijd gezien in elkaars verlengde te liggen. Dit is wel een ‘tweetrapsverwachting’ genoemd.  Een tijdelijke geborgenheid in de hemel bij Christus, die direct na het sterven ingaat zal gevolgd worden door een opstanding uit de doden aan het einde van de tijd. We hoeven hier dus niet te denken aan een ontwikkeling in het denken van Paulus over dit thema, zoals vaak gezegd is.

Ook bij Jezus en de evangelist Lucas vinden we deze tweefasenstructuur. Er wordt enerzijds over de hades, het paradijs en de ‘eeuwige tenten’ gesproken, waar men direct na de dood zal verblijven, en anderzijds over een opstanding uit de doden aan het einde der tijden (Luc.20:27-40). In de joodse apocalyptiek komen we dezelfde tweetrapsverwachting ook tegen (bv. in 4Ezra en 2Baruch).

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 4 van 5 beknopte artikelen over het thema ‘Waar zijn de doden’ uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

Ga terug naar het artikeloverzicht

3. ‘Eeuwige tenten’ en ‘schoot van Abraham’

Deel 3 van 5 van het thema ‘Waar zijn de doden’ door Gijs van den Brink

 

‘Eeuwige tenten’

Wanneer Jezus de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester verteld heeft, zegt Hij vervolgens: ‘En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, jullie in de eeuwige tenten (skēnas) worden opgenomen.’ (Luc.16:9)

De woorden ‘wanneer deze u ontvalt’ spreken over het moment van sterven. Sommige handschriften hebben zelfs ‘wanneer jullie sterven’ (ek-leipō betekent: ‘ten einde gaan, sterven’). Dan zal het er voor hen op aan komen, dat zij worden opgenomen in de eeuwige tenten. Wat bedoelt Jezus hier met ‘eeuwige tenten’?

In Johannes 14:2 zegt Hij: ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.’

Met de aanduiding ‘het huis van Mijn Vader’ doelde Hij in dit verband op de hemel (vgl. 2Kor.5:1). Maar wanneer zullen  de discipelen die ‘vele woningen’ mogen betrekken? Ook hier helpen geschriften uit de joodse apocalyptiek ons verder. In het Testament van Abraham, een joods geschrift uit de eerste eeuw, zegt God bij de dood van Abraham het volgende:

‘Draag dan mijn vriend Abraham naar het paradijs, waar de tenten (skēnai) van mijn rechtvaardigen zijn en de woningen (monai) van mijn heiligen … in diens schoot; waar geen moeite is, geen verdriet, geen gezucht, maar vrede en gejubel en leven zonder einde.’ (20:10-14).

De ‘woningen’ die de heiligen direct na hun dood betrekken worden, evenals de ‘tenten’ van de rechtvaardigen gelokaliseerd in de ‘schoot van Abraham’ (zie onder). En Jezus maakt duidelijk dat de ‘woningen’ zich bevinden in het ‘huis van de Vader’, de hemel.

 

‘Schoot van Abraham’

Het beeld van de ‘boezem’ of ‘schoot’ (deel van het menselijk lichaam) komen we in het NT tegen in het gezegde ‘aanliggen aan iemands boezem’ of ‘in iemands schoot’, d.w.z. aan de maaltijd naast iemand aanliggen. Zo lag de discipel welke Jezus liefhad bij het Avondmaal aan Zijn boezem aan (Joh.13:23), en lezen we in Luc.16:22 hoe de arme man door de engelen in Abrahams schoot of aan Abrahams boezem werd gedragen, d.w.z. hij mag met Abraham aanliggen aan het feestmaal van de rechtvaardigen. Het is in de eerste eeuw een vaste term geworden voor de plaats van vrede en geluk, waar de rechtvaardigen na hun dood heengaan.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 3 van 5 beknopte artikelen over het thema ‘Waar zijn de doden’ uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

Ga terug naar het artikeloverzicht

Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!