De vorige keer spraken we over fase 4 in het vernieuwingsplan van een gemeenschap. Vernieuwing roept weerstand op. Weerstand van buitenaf en vaak ook weerstand van binnenuit. Het eerste bespraken we de vorige keer. Maar Nehemia kreeg ook te maken met weerstand van binnenuit, wat veel pijnlijker en moeilijker is. We lezen dit in Neh.5:1-5.
De bevolking, met inbegrip van de vrouwen, beklaagde zich luid over een aantal Joodse volksgenoten. … Anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers, wijngaarden en huizen in onderpand gegeven om graan te kunnen kopen nu er honger heerst.’ Weer anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers en wijngaarden moeten belenen om de belasting aan de koning te kunnen betalen. En nu onze akkers en wijngaarden in het bezit van anderen zijn, moeten we onze zonen en dochters als slaaf verkopen. … Maar we zijn toch van hetzelfde vlees en bloed als onze volksgenoten, onze kinderen zijn toch niet minder dan die van hen!’ |
De armen klagen over de rijken en de leiders. Er zijn bouwers aan de muur die geen eten hebben voor hun kinderen. Er zijn werkers die geld hebben geleend met hun land of huis als onderpand. Ze zijn bang dat ze het niet kunnen terugbetalen en dan zijn ze hun huis kwijt. Het herstel van de stad loopt vast door onrecht in de onderlinge relaties. De rijken maken misbruik van de positie van hun arme broeders.
Wat gaat Nehemia nu doen? We lezen het in Neh.5:6-11.
Ik werd woedend toen ik hun klachten en de aangedragen feiten hoorde. Ik ging bij mezelf te rade en besloot de vooraanstaande burgers en de bestuurders ter verantwoording te roepen. Ik verweet hun dat zij rente van hun volksgenoten verlangden. In een grote vergadering die ik met het oog op hun gedrag bijeen had geroepen, zei ik tegen hen: ‘Voor zover het ons mogelijk was hebben wij de Joodse volksgenoten die zich aan vreemden hadden moeten verkopen, teruggekocht. En nu moeten we zelfs volksgenoten vrijkopen die door u worden verkocht!’ Ze zwegen, ze wisten niet wat ze moesten zeggen. Ik vervolgde: ‘Wat u doet, is niet goed. Heb toch, bij alles wat u doet, ontzag voor onze God, anders haalt u zich de hoon van de vijandelijke volken op de hals! |
Nehemia wordt diep in zijn hart geraakt als hij van dit onrecht hoort (vs.6) en hij vermaant de rijken (vs.7). Hij belegt een grote vergadering en zegt: Wat u doet is niet goed! (vs.9). Het is namelijk duidelijk dat de wet van Mozes verbiedt wat hier gebeurt (Lev.25:35-42). Nehemia roept hen op eerbied en ontzag te hebben voor de wil van God. Want alleen dan zullen zij een getuigenis en een goed voorbeeld zijn voor de andere volkeren (vs.9). Dezelfde opdracht hebben wij ontvangen van Jezus en de apostelen (bv. 1Petr.2:11-12). Nehemia geeft zelf het goede voorbeeld en zegt: Ook ik en mijn broers hebben geld en graan geleend .. wij willen deze schuld kwijtschelden (vs.10). En dan stelt Nehemia voor om vandaag nog het onrecht goed te maken en de onderpanden terug te geven en ook de rente kwijt te schelden (vs.11).
En dan zeggen allen: ‘Wij zullen doen wat u zegt’ (vs.12). ‘En alle aanwezigen roepen: ‘Amen,’ en ze loofden de Heer en iedereen kwam zijn belofte na’ (Neh.5:13).
Wat is de Bijbel toch een rijk boek. Wat hebben we in de persoon en de acties van Nehemia een goudmijn aan wijze adviezen. Wat God heeft gedaan en gezegend in het leven van Nehemia, kan Hij ook in ons leven en in onze kerk doen.
Kijk ook:
Deel 5 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ ‘Fase 4: vernieuwing roept weerstand op’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 6 van 6 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
In de vorige fase zagen we hoe Nehemia de werkzaamheden in Jeruzalem organiseerde en hoe iedereen meewerkte. Alles lijkt soepel en enthousiast te verlopen. En dan komen we in de volgende fase. Elke vernieuwing die God brengt, roept weerstand op in deze wereld. En de weerstand komt van twee kanten: van buitenaf en van binnenuit. Over de weerstand van buitenaf lezen we in Neh.3:33-35 het volgende:
Toen Sanballat hoorde dat de muur door ons werd herbouwd, werd hij woedend, en in zijn ergernis bespotte hij de Joden. In tegenwoordigheid van zijn ambtgenoten en van het leger van Samaria zei hij: ‘Wat doen die zielige Joden toch? Denken ze de muur zelf te kunnen repareren? Willen ze echt gaan offeren? Denken ze dat werk vandaag nog af te krijgen? Zijn ze serieus van plan de stenen uit die totaal verbrande puinhopen opnieuw te gebruiken?’ En de Ammoniet Tobia, die naast hem stond, zei: ‘Hoe ze ook hun best doen bij het bouwen, er hoeft maar een vos op die stenen muur van hen te klimmen of hij stort al in.’ |
De Samaritaan Sanballat ergert zich en wordt erg kwaad. Hij begint hen te bespotten en belachelijk te maken. Nehemia en het volk brengen alles in gebed (Neh.3:36-37). Maar dan wordt de tegenstand nog heftiger. Dat lezen we in Neh.4:1-3,
Toen Sanballat en Tobia, en de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten hoorden dat het herstel van de muren van Jeruzalem vorderde en dat de gaten langzaam maar zeker werden gedicht, werden ze woedend. Ze spanden samen om eendrachtig Jeruzalem aan te vallen en er verwarring te stichten.
Wij baden tot onze God, en met het oog op hun plannen zetten we wachten uit om hen dag en nacht in de gaten te houden. |
Een paar losse personen worden nu hele bevolkingsgroepen, die samenspannen in de tegenstand. Het grote doel is om verwarring te stichten en een einde te maken aan Gods vernieuwingswerk. Het is heel leerzaam de reactie van Nehemia en het volk te lezen. Wat doen zij? Waken en werken, ’s nachts de wacht houden en overdag werken (Neh.4:15-17). De strijd van buitenaf heeft het volk één gemaakt en geestelijk sterk gemaakt. Iedereen voelt zich verantwoordelijk om met de bouw mee te doen.
Dat is anders met de tegenstand van binnenuit. Daarover de volgende keer.
Volgende keer:
Deel 6 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘Geen vernieuwing zonder gerechtigheid‘
Kijk ook:
Deel 4 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ ‘Fase 3: Werkzaamheden organiseren’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 5 van 6 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
De vorige keer zagen we hoe Nehemia de hulp inriep van de koning en van het volk. Beide verzoeken waren niet zonder problemen. Maar nu het volk in Juda heeft ingestemd om samen met hem aan de opbouw van de muur te beginnen, komen we in de derde fase van de opbouw van een gemeenschap: het organiseren van de werkzaamheden. We lezen hierover in Neh.3:2-8.
Naast hem werkten de mannen van Jericho, en daarnaast Zakkur, de zoon van Imri. … De Vispoort werd door de zonen van Senaä herbouwd … Naast hen voerde Meremot, de zoon van Uria, de zoon van Hakkos, de herstelwerkzaamheden uit, en daarnaast Mesullam, de zoon van Berechja, de zoon van Mesezabel, en wat verderop Sadok, de zoon van Baäna. Daar weer naast werkten de inwoners van Tekoa, maar de aanzienlijken van die stad lieten zich door hun heer geen werk opleggen. … Naast hen werkten Melatja uit Gibeon en Jadon uit Meronot met de mannen uit Gibeon en Mispa, waar de residentie van de gouverneur van de provincie Trans-Eufraat was. Weer verder werd Jeruzalem tot aan de Brede Muur herbouwd door de goudsmid Uzziël, de zoon van Charhaja, en door Chananja, een zalfbereider. |
Het is opvallend dat we in hoofdstuk 3 een verslag vinden van feitelijke activiteiten, die door alle gelovigen samen worden gedaan. Alle nadruk ligt op het werk van alle gelovigen en niet op de wijze waarop Nehemia een en ander organiseert. Het gaat niet om Nehemia, maar om de inzet van alle aanwezigen, dat wil zeggen met één uitzondering: de aanzienlijken laten het afweten (vs.5)! Zij die zichzelf belangrijk vinden zien zichzelf doorgaans als een uitzondering. Zij houden niet van dienend werk, ze willen gediend worden!
We zien hier een aantal belangrijke organisatieprincipes voor de opbouw van een gemeenschap.
Allemaal belangrijke principes voor elke pastor of missionaire werker die werkt aan de opbouw of planting van een kerkgemeenschap. Zonder deze principes blijft de gemeente een verzameling mensen zonder relatie. Dan is het als de bewoners van een flat. Maar een gemeente is geen flatgebouw, maar een familie. Wonen, werken en samen geloven moet een eenheid worden. Zo heeft God dit bedoeld.
De volgende keer over fase 4:
Volgende keer:
Deel 5 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘vernieuwing roept weerstand op.‘
Kijk ook:
Deel 3 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ ‘Fase 2: Je afhankelijk opstellen en anderen vragen te helpen’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 4 van 6 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
De vorige keer zagen we dat de vernieuwing van Gods volk in Jeruzalem begon met de roeping van Nehemia. Vandaag gaan we zien wat zijn volgende stap is, nadat hij in zijn hart geraakt is. Hij komt in actie en spreekt met de koning. We lezen het volgende in Neh.2:1-6.
Het was in de maand nisan, in het twintigste regeringsjaar van Artaxerxes. De wijn stond op tafel. Ik nam de wijn en bood die de koning aan. Nooit eerder had ik me in zijn bijzijn somber getoond, maar nu zei hij: ‘Waarom kijk je zo somber, je bent toch niet ziek? Er is vast iets dat je dwarszit.’ Ik schrok hevig en zei: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Hoe zou ik niet somber zijn als de stad waar mijn voorouders begraven zijn, is verwoest en haar poorten in vlammen zijn opgegaan?’ ‘Wat is dan je wens?’ vroeg de koning. Ik bad tot de God van de hemel, en antwoordde de koning: ‘Als het de koning goeddunkt, en als u het mij, uw dienaar, toestaat, zend mij dan naar Juda, om de stad te herbouwen waar mijn voorouders begraven liggen.’ De koning – met zijn lievelingsvrouw aan zijn zijde – wilde weten hoe lang mijn reis zou duren en wanneer ik terug zou keren. Nadat ik de koning een tijdstip had genoemd, willigde hij mijn verzoek om te vertrekken in. |
Wat is dit mooi! Maar beseffen we dat het ook heel anders had kunnen gaan! Toen de koning, een dictator, het sombere gezicht van Nehemia zag, had hij ook vreselijk kwaad kunnen worden en hem direct kunnen ontslaan of erger. Nehemia heeft zijn positie op het spel gezet en God heeft dat gezien en daarom heeft Hij het hart van de koning zacht gemaakt (Neh.1:8).
Nehemia reist vervolgens af naar Jeruzalem en spreekt er met het volk om tot een gezamenlijk werk te komen. We lezen in Neh.2:17-18 “ ‘ik zei tegen hen: ‘U ziet in welke ellende wij verkeren: Jeruzalem ligt in puin en de poorten zijn in vlammen opgegaan. Laten we de stadsmuur weer opbouwen, zodat we niet langer het mikpunt van spot zijn.’ Ik vertelde hun dat mijn God mij bescherming geboden had, en ook bracht ik de woorden van de koning over. ‘Laten we dan meteen met de herbouw beginnen,’ zeiden ze, en ze pakten het werk voortvarend aan.”
Het is niet vanzelfsprekend dat Nehemia zomaar aansluiting zou vinden bij het volk. Hij heeft namelijk een goede positie aan het hof van de Perzische koning verkozen boven terugkeer naar Juda! Dat weet iedereen. Hoe kan hij vertrouwen terugwinnen? Toch lukt dit hem, omdat hij zichzelf helemaal gelijk stelt met de plaatselijke gelovigen: ‘Kom, laten wij … zodat wij niet langer het mikpunt van spot zijn ….’ Ook geeft hij zijn getuigenis hoe God met hem geweest is in het gesprek met de koning (vs.18). Het is belangrijk dat de joden in Jeruzalem zien dat hij zijn positie op het spel heeft gezet, dat hij veranderd is en van zijn aanvankelijke keuze om in Perzië te blijven afziet. Het gevolg van zijn eerlijke en nederige houding is dat het volk besluit om meteen met de bouw te beginnen. Zijn open, eerlijke en nederige houding werpt vruchten af. De volgende keer zullen we zien wat de derde fase is.
Volgende keer:
Deel 4 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘Werkzaamheden organiseren‘
Kijk ook:
Deel 2 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ ‘Fase 1 in de vernieuwing van een gemeenschap: roeping’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 3 van 6 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
In ons vorige blog constateerden we dat het bij God gaat om de opbouw van het volk, van de gemeenschap. Het gaat niet om de leiders. Leiders zijn dienaren van de gemeenschap. Wat leren wij hierover uit het boek Nehemia?
Er is inmiddels een tempel gebouwd in Jeruzalem en Gods normen zijn door Ezra geleerd en door het volk aangenomen. Maar er is nog geen sprake van eenheid en van gemeenschap. Er is geen sprake van een volk dat samenleeft en samen God vereert. Wat men samen heeft is slechts een puinhoop. Muren van de stad zijn afgebroken en poorten verbrand. Zo is dit ook vaak in de kerk. Er zijn veel individuele christenen, die zelf en alleen geloven, maar het gemeenteleven is vaak in een heel arme en slechte conditie. Mensen zijn geen vrienden van elkaar en helpen elkaar niet.
Als Nehemia in Babel het slechte nieuws hoort, gebeuren er vier dingen. We lezen dit in Neh.1:4 ‘Toen ik deze woorden hoorde, ging ik huilend op de grond zitten. Ik rouwde dagenlang, ik vastte en richtte een gebed tot de God van de hemel.’
Nehemia gaat zitten. Hij neemt wat hij hoort niet alleen voor kennisgeving aan, maar het raakt hem, diep in zijn hart. Ten tweede huilt hij. De grote Nehemia, die het tot schenker van de koning van Perzië heeft gebracht, huilt als een kind! Vervolgens bedrijft hij dagen lang rouw, hij kan niet meer doorgaan met zijn gewone leven. En ten vierde vast en bidt hij tot God. Terwijl hij bidt voor zijn volk werkt God in zijn hart. We lezen dat in Neh.1:11. ‘Ach mijn Heer, luister toch aandachtig naar het gebed van uw dienaar en naar dat van al uw dienaren die uw naam willen eerbiedigen. Laat me vandaag toch slagen en laat de koning mij welgezind zijn.’
Hij bidt voor zijn volk, maar al biddend spreekt God tot hem en wordt hij geleid om tot actie te komen. ‘Laat me vandaag toch slagen en laat de koning mij welgezind zijn.’ Zo werkt de Heer in elk serieus gebed. Je kunt onmogelijk voor iets bidden en zelf niets doen. Terwijl hij bidt krijgt Nehemia inzicht in wat God van hem vraagt. Hij had een prachtige positie aan het hof in Perzië. Maar God spreekt tot zijn hart tijdens het gebed. Dit is de eerste fase in de opbouw van een gemeenschap, God spreekt tot het hart van een man of een vrouw.
De volgende keer zullen we zien wat de volgende stap van Nehemia is.
Volgende keer:
Deel 3 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘Fase 2: Je afhankelijk opstellen en anderen vragen te helpen ‘
Kijk ook:
Deel 1 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ ‘Het gaat niet om de leiders maar om het volk’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 2 van 7 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
We leven in een tijd waarin op vele plaatsen initiatieven worden ondernomen om nieuwe kerken te stichten. Dat zijn doorgaans prachtige, maar ook zeer arbeidsintensieve projecten. Wat kunnen we leren van hen die ons hierin voorgingen in bijbelse tijden? We willen inzoomen op de wijze waarop Nehemia te werk ging bij het herstel van Jeruzalem.
Nehemia was schenker aan het hof van de Perzische koning Artaxerxes I, een functie met grote verantwoordelijkheid. De schenker moest voorkomen dat de koning vergiftigd werd. In deze vertrouwenspositie is hij een van de adviseurs aan het hof geweest.
Koning Cyrus de Grote van Perzië overwon de Babyloniers in 539 v.Chr. en liet in 538 een wet uitgaan dat de Joden toestond om terug te keren naar hun land. Een belofte wordt vervuld. Na 70 jaar gevangenschap mag het volk Israël weer terugkeren naar het beloofde land.
Ezra en Nehemia werken in Israël tijdens de regering van de Perzische koning Artaxerxes I (464-423 v.Chr.). In de bijbelboeken Ezra en Nehemia blijkt elke keer weer hoe belangrijk het volk is. Er moet een nieuwe gemeenschap gevormd worden. Niet leiders zoals Zerubbabel, Ezra en Nehemia zijn het belangrijkste. De leiders zijn ondergeschikt aan de opbouw van het volk als geheel. Gods trouw betreft het volk en dit volk moet opnieuw gevormd en opgebouwd worden. De volgende keer kijken we naar de eerste van vier fasen in de opbouw van een gemeenschap.
Volgende keer:
Deel 2 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘Het gaat niet om de leiders, maar om het volk‘
Kijk ook:
Deel 7 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) ‘waarom is God toch zo ongekend genadig’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 1 van 6 van de serie “Lessen uit Nehemia” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
Voorgaande keren zijn we voortdurend meer verbaasd geworden over de houding van God naar Kain. Waarom is God zo ongekend genadig en geduldig met de moordenaar Kain.
Ik wil proberen vanuit de context van de openbaring van God zoals we die vanuit de Bijbel kennen voorzichtig een antwoord te geven.
Keer op keer zien we dat de Heer probeert Kaïn tot inkeer te brengen. Want Kaïn is een schepsel van Hem, dat Hij liefheeft. Hij wil dat Kaïn tot inkeer komt en bij Hem blijft. En zolang Kaïn leeft, is inkeer nog mogelijk.
We zien dit ook keer op keer in de geschiedenis van het volk Israël.
De zondemacht is in de wereld gekomen, maar God probeert de geweldsspiraal in te dammen en beschermt de zondaar in de hoop op inkeer en verandering. Daarom geeft Hij wel een straf, maar geen doodstraf.
Ook hierin zien we het karakter van Jezus Christus, die zijn vijanden liefhad en zei: ‘Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Luk.23:34).
Jezus valt in zijn Schriftuitleg ook terug op de wil van de Schepper in het begin, niet op Gods aanpassingen in de wet ten tijde van Mozes (vgl. Mat.19:4-6).
We zien in dit verhaal over Kaïn hoe ver en diep de macht van de zonde in de wereld reikt. Iedereen zal doodslag afwijzen als zonde. Maar alleen God ziet het hele spectrum van uitingen van zonde. Hij weet hoe het begon bij Kaïn.
In het eerste begin ligt de bron van het kwaad, dat er uiteindelijk toe heeft geleid dat Kaïn een moordenaar werd. Kaïn offerde aan God vruchten, maar niet met de juiste instelling. Hij gaf de Heer niet de eerste plaats die Hem toekomt. Dat was een grote klap in het gezicht van de Schepper. Dat was zonde en God wilde Kaïn beschermen om niet verder in de macht van de zonde te komen en van Hem af te dwalen. Maar wie van ons geeft altijd en overal vanuit zijn of haar hart het beste aan de Here God?! Niemand.
De Bijbel zegt: ‘Allen zijn afgedwaald, allen ontaard. Er is geen mens die het goede doet, zelfs niet één.’ (Rom.3:12; Ps.14:3).
Maar wij hebben een God, die Schepper en Vader is. Hij heeft al Zijn schepselen lief. En zoals Hij met Kaïn omgaat staat model hoe Hij ook met ons omgaat. De grote liefde van God voor alle mensen blijkt hieruit dat Jezus Christus naar de wereld is gekomen om de mensen Zijn liefde te tonen en redding aan te bieden.
Volgende keer:
Deel 1 van de serie ‘Lessen uit Nehemia’ heeft als titel ‘Het gaat niet om de leiders, maar om het volk‘
Kijk ook:
Deel 6 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) ‘Kain gaat met God in discussie over zijn straf’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 7 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
In Gen.4:11-12 lezen we over de straf die Kaïn krijgt.
‘Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen. Ook al bewerk je het land, het zal je niets meer opbrengen. Dolend en dwalend zul je over de aarde gaan.’
De straf die Kaïn krijgt is vierledig:
• Hij wordt verbannen uit het akkergebied.
• Hij mag zijn vroegere beroep niet meer uitoefenen.
• Als hij het toch probeert, zal de grond hem niets meer opbrengen.
• Hij zal zijn leven lang een zwervende vluchteling zijn.
Als ik deze straf tot me door laat dringen, dan denk ik: Wat een geluk heeft deze Kaïn. Hij zou er in veel landen niet zo goed vanaf gekomen zijn. Waarom is God toch zo genadig? Die vraag wordt steeds klemmender. Maar eerst komt er nog een climax. De moordenaar heeft ook nog de euvele moed om het niet eens te zijn met de straf die God hem oplegt!
We lezen in Gen.4:13-13, ‘Kaïn zei tegen de HEER : ‘Die straf is te zwaar. U verjaagt mij nu van deze plek en ik mag U niet meer onder ogen komen, en als ik dan dolend en dwalend over de aarde moet gaan, kan iedereen die mij tegenkomt mij doden.’ (4:13-14)
Hij zegt: ‘Die straf is te zwaar om te dragen’! Als u dat doet, mij m’n land ontneemt, zodat ik als een zwerver door de wereld moet trekken, ben ik afhankelijk van de gunst van anderen en kan iedereen die mij ontmoet me doden!! Kaïn krijgt een minder zware straf dan je zou verwachten (doodstraf) en probeert daar nog op af te dingen ook!! Je kunt misschien zoiets nog wel verwachten van iemand die zo ver is gevallen. Wat mij echter veel meer verbaasd, is de reactie van de Here God: ‘Maar de HEER beloofde hem: ‘Als iemand jou doodt, zal dat zevenmaal aan hem worden gewroken.’ En Hij merkte Kaïn met een teken, opdat niemand die hem tegenkwam hem zou doodslaan.’ (Gen.4:15)
En weer treft het ons hoe ongekend genadig de Heer is voor Kaïn. Hij geeft de moordenaar de door hem gevraagde bescherming. ‘Wie Kaïn doodt zal zevenvoudig gewroken worden’
En Kaïn krijgt vervolgens een merkteken als bevestiging. Niemand zal hem kunnen doden.
Kaïn mag niet gedood worden!? Waarom niet? Waarom is God zo intens genadig? Hoe moet ik dat begrijpen?
[wordt vervolgd]
Volgende keer:
Deel 7 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4)’ heeft als titel ‘Waarom is God toch zo ongekend genadig?‘
Kijk ook:
Deel 5 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) ‘God geeft de moordenaar Kain een derde kans!’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 6 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
God probeert Kain tot inkeer te brengen, maar Kain negeert Gods advies en gaat verder op zijn slechte pad. De vorige keer zagen we dat hij in zijn boosheid zijn broer Abel vermoordt. Het is verbazingwekkend de reactie van God te lezen. Wat doet de Heer? Hij spreekt opnieuw met Kaïn en geeft hem opnieuw een kans. We lezen in Gen.4:9-10
“Toen vroeg de Heer : ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn. ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’ ‘Wat heb je gedaan?’ zei de Heer. ‘Hoor toch hoe het bloed van je broer uit de aarde naar Mij schreeuwt.”
God vraagt: ‘Waar is je broer’? Het is weer een retorische vraag, want God weet het wel, maar zoekt met Kaïn een gesprek van hart tot hart. Kaïn zegt: ‘Ik weet het niet’, ‘moet ik soms voor m’n broer zorgen?’ Hij stelt nu ook maar eens een retorische vraag aan God, waarmee hij elke verantwoordelijkheid ontkent en glashard liegt. Kaïn weet wel beter, maar hij is vervallen tot onbeschoft en crimineel gedrag. Nu zal de Heer hem toch wel direct afschrijven, denk je dan!
Nee, nog niet, Kaïn krijgt van God een derde kans (vs.10). Nog een keer komt Hij met een vraag en hoopt dat Kaïn tot inkeer komt. Hij zegt: ‘Wat heb je gedaan’? ‘Het bloed van je broer roept uit de aarde naar mij’. God doorziet Kaïn door en door. Hij weet alles wat er gebeurd is. Nu zwijgt Kaïn. Hij komt niet tot berouw of inkeer, maar Hij zwijgt. Wie zwijgt, stemt toe?
Nu verwacht je als lezer dat God toch wel vuur uit de hemel zal gooien om korte metten te maken met deze moordenaar?! Toch gebeurt dat niet. Waarom niet? Deze vraag dringt zich wel heel erg aan ons op. Is dit nog wel rechtvaardig? Volgende week over de straf die Kain krijgt.
[wordt vervolgd]
Volgende keer:
Deel 6 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4)’ heeft als titel ‘Kain gaat met God in discussie over zijn straf!‘
Kijk ook:
Deel 4 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) ‘God geeft zelfs een moordenaar een tweede kans’
‘
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 5 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
De vorige keer zagen we dat Kain kwaad is op God, maar dat God op zijn beurt Kain niet afwijst. Hij blijft met hem in gesprek. De bedoeling van God was dat Kaïn tot zelfinzicht en bekering zou komen, maar gebeurt dit ook? We lezen in Gen.4:8,
‘Kaïn zei tegen zijn broer Abel: ‘Laten we het veld in gaan.’ Toen ze daar waren, viel hij zijn broer aan en sloeg hem dood’.
Kaïn bekeert zich niet. Hij neemt zelfs niet eens de moeite om God een antwoord te geven. Maar hij spreekt vervolgens wel tegen zijn broer Abel. Hij nodigt Abel uit met hem mee te gaan het veld in en vermoordt hem daar!! De zonde heeft Kaïn nog meer in haar macht gekregen en zo is hij in een glijdende schaal terecht gekomen. God niet op de eerste plaats stellen, kwaad op God zijn, jaloers en kwaad zijn op zijn broer en dan een moord plegen.
Nu is het toch wel helemaal duidelijk, zou je denken. Er is uitgekomen wat erin zit, we hebben hier te maken met een zondig slecht mens, een moordenaar. Daar is onder ons maar één antwoord op: een veroordeling en een straf. Toch is dat wonderlijk genoeg niet de reactie van God. Kain krijgt van Hem een tweede kans. [wordt vervolgd]
Volgende keer:
Deel 5 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4)’ heeft als titel ‘God geeft de moordenaar Kain een derde kans!‘
Kijk ook:
Deel 3 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) God blijft in gesprek met Kain die kwaad is’
‘
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 4 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
De vorige keer zagen we dat God Kain, die kwaad op Hem is, niet afwijst. God reageert anders dan mensen. Hij blijft met hem in gesprek en zegt (Gen.4:6-7):
‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij.’
God vraagt hem: Waarom ben je zo kwaad? De vraag is retorisch (de Heer weet immers alles) en is bedoeld om Kaïn tot inkeer te brengen. De Heer legt hem vervolgens uit hoe het geestelijk leven werkt (vs.7).
Letterlijk zegt God tegen hem ‘Als je het goede doet is er verheffing’. ‘Verheffing’ kan twee dingen betekenen. Het kan gaan om opgewektheid, in tegenstelling tot een lang gezicht, een betrokken gelaat (vs.6) en het kan gaan om overwinning en zegen, in tegenstelling tot de greep van de zonde (vs.7b) of om een combinatie van beide.
Het goede wat Kaïn niet deed, was aan de Heer offeren vanuit zijn hart, met zijn hele hart. Wat Kaïn deed, was uiterlijk hetzelfde als wat zijn broer Abel deed. Maar zowel hijzelf als de Heer wisten dat Kaïn niet met de juiste houding offerde.
En dan zegt God ‘als je het goede niet doet, ligt de zonde als een roofdier klaar om je te grijpen. En het eerste wat de zonde bewerkte bij Kaïn was dat hij kwaad werd op God! Met de woorden in vers 7 maakt de Heer hem dit duidelijk. Het is een eerste forse waarschuwing voor hem. Kaïn, je hebt aan de zonde toegegeven, terwijl je over haar had moeten heersen! Zul je de zonde de baas kunnen blijven, nu je in deze fout gevallen bent?
Dit is de onvoorwaardelijke liefde van God, dat Hij na door Kaïn te zijn afgewezen, niet op zijn beurt nu ook Kaïn als persoon afwijst. [wordt vervolgd]
Volgende keer:
Deel 4 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4)’ heeft als titel ‘God geeft zelfs een moordenaar een tweede kans’
Kijk ook:
Deel 2 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) God ziet wat er in het hart is’
‘
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 3 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).
God vroeg aan Kain ‘waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?’ (Gen.4:6) Wat God aan Kaïn vraagt, dat vraagt iedereen zich af die dit leest. Wat is het dat Kaïn verborgen hield? Wat ging er aan zijn woede vooraf? Wat is het verschil tussen Abel en Kaïn?
Wat is dan toch het verschil tussen beide mannen? Laten we eens heel nauwkeurig lezen wat er staat. Over Kaïn lezen we in vers 3 letterlijk ‘aan het einde van dagen’. We moeten hier waarschijnlijk denken aan het eind van een landbouwseizoen. Met andere woorden op de daarvoor bestemde dag, zoals het nu eenmaal hoorde, bracht Kaïn een offer.
Over Abel vertelt de schrijver in vers 4 dat hij de ‘eerstgeborenen van zijn kleinvee van het vette’ offerde, d.w.z. de eerstgeborenen van de beste schapen van zijn veestapel. Hij geeft God de eerste plaats en de eer die Hem toekomt. Zie je het verschil?
Nu zou je kunnen denken dat dit toch maar een minimaal verschil is. Maar uit de reactie van Kaïn blijkt dat er hier veel meer aan de hand is. Wij zouden dat waarschijnlijk niet gezien hebben, maar God wel natuurlijk.
Maar wat nu zo opmerkelijk is, is dat de Heer dit ziet, maar Hij wijst Kaïn hierom niet voorgoed af, zoals uit het vervolg duidelijk blijkt. Wel laat Hij hem wachten en slaat even geen acht op Kaïns offer. Hij wil Kaïn laten merken dat hij een verkeerde gezindheid heeft. Jezus zal later zeggen ‘een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort’(Luc.6:45). Wat in het hart van Kaïn is, blijkt uit zijn reactie. Maar God wijst Kain niet voorgoed af. [wordt vervolgd]
Volgende keer:
Deel 3 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4)’ heeft als titel ‘God blijft in gesprek met Kain die kwaad is.’
Kijk ook:
Deel 1 van de serie ‘Lessen over het karakter van God (vanuit Genesis 4) ‘Hoe gaat God om met mensen die kwaad op Hem zijn?’
‘
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 2 van 7 van de serie “Lessen over het karakter van God” waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Download de Studiebijbel App GRATIS via Play Store of App StoreVoer deze aanmeldcode (BLOGCVB2022) in om 45 dagen GRATIS toegang te hebben tot het StudieBijbel Salomo-pakket (het meest uitgebreide pakket).