In de vorige blogs hebben we gezien dat bij hoofdmomenten in het leven en de bediening van Jezus de Heilige Geest een hoofdrol speelt. Bij zijn geboorte, zijn doop, zijn bediening op aarde en op het Pinksterfeest na zijn hemelvaart.
We zien ook dat Jezus zijn discipelen erin heeft onderwezen dat deze hoofdmomenten ook in hun leven een plaats zullen hebben. Er is een analogie tussen de meester en zijn leerlingen.
Een paar voorbeelden. Jezus heeft in zijn gesprek met Nicodemus duidelijk gemaakt dat ook zijn volgelingen uit de Geest geboren moeten worden. Deze wedergeboorte is onmisbaar. Hij zegt namelijk ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ (Joh.3:3) en: ‘Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. (Joh.3:6).
Verder heeft Jezus onderwezen dat ook zijn volgelingen gedoopt moeten worden en dat ook voor hen de belofte van de vervulling met de Geest vervuld zal worden.
En na zijn opstanding heeft hij hen duidelijk gemaakt dat ook hun bediening en getuigenis niet zonder de kracht van de heilige Geest kan. Daarom moesten ze wachten in Jeruzalem.
Ook in de brieven van het Nieuwe Testament zien we dat de apostelen deze overeenkomst tussen meester en leerling leren. Paulus zegt in Rom.6:4-5 ‘We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven … Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding.’
En in Efez.6:2 betrekt Paulus ook de hemelvaart in deze analogie. ‘Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelse sferen, in Christus Jezus.’
De volgende keer zullen we wat dieper ingaan op de betekenis van de uitstorting van de Geest op Pinksteren in de geloofsweg van de individuele gelovigen.
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 4 van 10 beknopte blog over het thema “De Heilige Geest in het NT” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
Het belang van geweldloosheid bij Jezus blijkt ook uit zijn uitspraak over vijanden: “U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen” (Mat.5:43-44, HSV). Jezus citeert een verkorte vorm van Lev.19:18. De kern van het vers wordt verbonden met een ingeburgerde consequentie: uw vijand zult u haten. Zo leerde men in Qumran bv. expliciet het haten van vijanden (1QS 1:4,10-11; 9:21-26).
In dit vers blijkt ook wat Jezus onder vijanden verstaat. Het zijn niet alleen persoonlijke tegenstanders, maar ook mensen die de discipelen vervolgen en gewelddadig behandelen, d.w.z. tegenstanders en vijanden van God. Jezus benadrukt het gebod ‘u zult uw naaste liefhebben’ en legt het duidelijk uit: als onze naaste zich vijandig tegen ons opstelt, ons bijvoorbeeld vervloekt, haat, bedreigt of vervolgt, moeten wij hem nog liefhebben. Toch heeft de liefde voor onze vijanden een ander karakter dan die voor onze vrienden. Als het om onze geliefden gaat, is er sprake van een natuurlijke liefde, die in ons hart geboren wordt, terwijl bij het liefhebben van onze vijanden de wil en de daad een veel grotere rol spelen. Dit blijkt hier uit de andere geboden, die Jezus geeft (zegent, doet wel en bidt voor hen). Het zegenen van hen die ons vervloeken en het bidden voor onze vervolgers vooronderstelt dat we hen vergeven hebben en spreekt dus over onze gezindheid bij het liefhebben van vijanden.
Goed met kwaad vergelden is wat de duivel doet, goed met goed en kwaad met kwaad is wat de mens doet, en kwaad met goed vergelden is Gods weg. Dit laatste is ook de houding die van ons christenen vandaag gevraagd wordt, in de tijd vóór de wederkomst van Christus. We laten het oordeel aan God over. In de toekomst zal Hij ieder mens beoordelen naar wat op aarde gedaan is, en dan zal er ofwel vrijspraak zijn ofwel vergelding.
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 6 van 6 beknopte blog over het thema “Geweldloosheid” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
Hoe Jezus zich dit praktisch voorstelt, blijkt bijvoorbeeld uit de volgende uitspraak: “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand. En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren.” (Mat.5:38-39)
De tekst veronderstelt de onschuld van de discipelen. De andere wang toekeren betekent afzien van vergelding (vgl. Spr.20:22; 24:29) en ervoor kiezen zich kwetsbaar op te stellen. Jezus zelf is ons in deze houding voorgegaan (Mat.26:67-68; 27:30; 1Pet.2:23) .
Er is overigens meer aan de hand. Het slaan op de rechterwang betekent meer dan een fysieke klap op het gezicht krijgen. Als je iemand op de rechterwang wilt slaan, dan moet je dat met de rug van de hand doen. Zo’n slag werd door de joden en wordt tot op heden in het Oosten nog als de ergste belediging beschouwd. Jezus geeft hier dus geen voorbeeld van een vuistgevecht, maar van een ernstige vernedering en belediging, waarbij fysiek geweld wordt gebruikt. Dit soort vernederingen vinden doorgaans plaats in ongelijke relaties. Meesters vernederen hun slaven op deze manier.
Jezus vraagt zijn volgelingen om bij dergelijke gewelddadige vernederingen af te zien van geweld. Hij roept zijn volgelingen op zich niet te verzetten (antistènai, meestal gebruikt voor verzet met gebruik van geweld) en geen kwaad met kwaad te vergelden. Hij wijst een andere weg, een andere houding t.o.v. de naaste, een houding die, als zij consequent aanwezig is, geweld beperkt en zelfs kan uitbannen.
Het is geen oproep om de status quo te bevestigen, zoals wel beweerd is. Dat zou in regelrechte strijd zijn met de beginselen van het Koninkrijk van God, een Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Nee, het tegendeel is het geval. Het afzien van verzet en geweld ontneemt de onderdrukker zijn macht om te vernederen. Wie de andere wang toekeert, laat daarmee zien dat het vernederende effect niet bereikt wordt. En zo wordt de onderdrukker bij die daad van zijn vernederende macht beroofd.
Afzien van geweld is dus geen daad van passiviteit en lafheid. Het is een daad van moed en van liefde voor God en voor Zijn Koninkrijk. Daarom is volgens de 16e eeuwse dopers die principieel geweldloos leefden ‘Gelassenheit’ geen passieve houding, maar een positieve geestelijke actieve houding, die zij als hoger waardeerden dan geloof en werken. Het is een houding van zich ‘in Christus still halten’ die uiteindelijk tot God leidt.
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 4 van 6 beknopte blog over het thema “Geweldloosheid” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht
Waar zijn de doden nadat ze gestorven zijn? En hoe zijn ze daar? Leven ze bewust en met herinnering en herkenning? Op deze en andere vragen willen in vijf blogs een antwoord zoeken.
Vlak voor zijn sterven vroeg een van de misdadigers die met Jezus gekruisigd werd aan hem: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt’ (Luc.23:42). De man krijgt van Jezus een duidelijk antwoord: ‘Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs’ (vs.43). Nog op deze dag, de dag van hun kruisiging, zal het verzoek van de misdadiger ingewilligd worden.
De uitdrukking ‘het paradijs’ doet denken aan Gen.2:8vv., maar die aardse hof, die zich ergens in Mesopotamië bevond, is er niet meer. Nu leefde onder de joden de gedachte dat door de overtreding van Adam het paradijs verplaatst was naar een verborgen plek, ver buiten het bereik van mensen. Meestal dacht men dan aan de hemel, soms zelfs aan de derde hemel. We lezen in het joodse boek 2Baruch: ‘Ik (God) toonde haar (het hemels Jeruzalem) aan Adam, voordat hij zondigde, maar toen hij het gebod overtreden had, werd zij aan hem onttrokken, evenals het paradijs (…). En zie, nu blijft zij bij mij bewaard, evenals ook het paradijs’ (2Bar.4:3, 6; vgl. 4Ezra 4:7-8).
Ook Paulus spreekt over dit paradijs en ook hij lokaliseert het in de derde hemel. Dit blijkt uit de beschrijving van de bijzondere ervaring die hij meemaakte en waarvan hij in 2Kor.12:2-4 vertelt.
‘Ik weet van een mens in Christus … dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik weet van die persoon … dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft’.
Het paradijs als plaats van harmonie en vrede was voor de joden een aanduiding voor de tijdelijke rustplaats, waar de zielen van de rechtvaardigen na hun dood verblijven tot de opstanding der doden.
Tegen deze achtergrond kunnen we stellen dat Jezus de moordenaar die naast hem aan het kruis hing, belooft dat hij direct na zijn dood met Hem naar deze paradijselijke rustplaats mag gaan. En in deze verblijfplaats heeft Paulus door Gods genade een blik mogen werpen.
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 1 van 5 beknopte artikelen over het thema ‘Waar zijn de doden’ uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!
Ga terug naar het artikeloverzicht