Oudsten in brieven van Jakobus, Petrus en Johannes

Deel 8 van 9 van het thema ‘Leiderschap van oudsten ’ door Gijs van den Brink

 

In de vorige bijdragen zagen we hoe oudsten functioneerden in het boek Handelingen en in de pastorale brieven Timoteüs en Titus.

In de overige boeken van het Nieuwe Testament komen de oudsten, hoewel minder pregnant, nog voor in de brieven van Jakobus, Petrus en Johannes. We zullen de plaatsen kort bespreken en zien of ze passen in het beeld dat we tot nu toe hebben gekregen.

In Jak.5:14 lezen we dat zieken worden aangemoedigd de oudsten van de gemeente te roepen en voor zich te laten bidden. Omdat Jakobus niets zegt over de kerkstructuur, weten we niet of hij met ‘gemeente’ de huisgemeente bedoelt of de stadsgemeente. Beide is mogelijk. In het eerste geval spreekt Jakobus over oudere, wijze, gerespecteerde broeders (vgl. 1Tim.5:1). In het tweede geval over leiders van de gemeente op stads- of streekniveau.

Ook Petrus spreekt in zijn brief over ‘oudsten’ en noemt zichzelf ‘medeoudste’ (1Pet.5:1,5). In lijn met het joodse gebruik gaat het bij een ‘oudste’ blijkens de tegenstelling met ‘jongeren’ (vs.5) om een oudere wijze gelovige, wiens leiding men moet respecteren en volgen.  Maar ook in de Petrusbrief is de gemeentestructuur niet duidelijk beschreven en we weten daarom niet hoe een ‘oudste’ hier precies functioneert.

Dan hebben we nog het gebruik van ‘oudste’ door de apostel Johannes. Hij gebruikt de term in de aanhef van twee van zijn brieven om zichzelf aan te duiden: de oudste aan … (2Joh.1; 3Joh.1).  Uit het gegeven dat hij dit in twee brieven doet aan een verschillende groep gelovigen, blijkt dat hij met ‘oudste’ een waardigheid aangeeft die niet tot één (huis)gemeente beperkt is. Hij is dé (bekende) oudste, de apostel, die in meerdere gemeenten groot respect en gezag genoot.  Dit komt overeen met het gebruik van de term in de joodse gemeenschap en ook met wat we tot nu toe zagen, dat de term oudste pas gebruikt gaat worden waar sprake is van de gemeente op stads- en streekniveau. Er is ook hier geen indicatie dat we aan een functie moeten denken.

In de volgende en laatste bijdrage over oudsten in het NT zullen we met een afsluitende conclusie komen.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 8 van 9 beknopte blog over het thema “Leiderschap van oudsten” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

 

Ga terug naar het artikeloverzicht

Oudsten aangesteld over een stad of streek

Deel 7 van 9 van het thema ‘Leiderschap van oudsten ’ door Gijs van den Brink

 

Omdat de pastorale brieven om meerdere redenen een eenheid vormen, bespreken we de plaats van ‘oudsten’ in deze brieven samen. We beperken ons ook hier tot de vraagstelling, hoe de positie van de ‘oudste’ eruit ziet als we de teksten lezen tegen de achtergrond van de plaats van ‘oudsten’ in de joodse gemeenschap. De term ‘oudste’ (presbuteros) komt drie keer voor (1Tim.5:17,19 en Tit.1:5) en ‘oudstenraad’ (presbuterion) één keer (1Tim.4:14).

We beginnen met de meest duidelijke plaats, namelijk Tit.1:5 waar Paulus tegen Titus zegt: ‘Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en per stad (kata polin) oudsten aan te stellen.’ Het ‘per stad’ geeft aan dat we in de pastorale brieven te maken hebben met de gemeente in de zin van stads- of streekgemeente (1Tim.3:5,15; 5:16). We hebben hier een aanwijzing van het niveau waarop de oudsten werkzaam zijn. Het is niet aannemelijk dat er wel gemeenten waren, maar geen leiders. Het is wel begrijpelijk wanneer hier het leiderschap op stadsniveau (kata polin) wordt geregeld. Deze leiders zullen voortaan de verantwoordelijkheid dragen die voorheen door de apostel en zijn medewerkers werd genomen.

Deze oudsten krijgen nu de taak van ‘opziener’ (Tit.1:7), omdat ze niet alleen gezag hebben vanwege hun leeftijd, maar een functie hebben gekregen en de daarbij horende arbeid doen. Ongetwijfeld werden tegelijkertijd andere ‘oudsten’ tot dienaren of helpers benoemd.

De andere tekstplaats waar ‘oudsten’ ter sprake komen is 1Tim.5:17 en 19. ‘De oudsten die zich goede bestuurders tonen, verdienen dubbele eer/beloning, vooral als zij de zorg voor de prediking en het onderricht op zich hebben genomen’ (vs 17). Het gaat hier niet om een oudste in het algemeen, maar om die oudste, die goed leiding geeft. Met andere woorden het betreft een oudste met een uitvoerende taak.

Er zijn in de pastorale brieven maar twee functies: de opziener (episkopos) en de dienaar/helper (diakonos). De ‘oudsten’ zijn evenals in de joodse gemeenschap zeer gerespecteerde oudere leden van de christelijke gemeenschap.

Concluderend kunnen we stellen dat in de pastorale brieven de bestuurlijke oudsten leiding geven aan de hele christelijke gemeenschap in een stad of streek, die bestaat uit meerdere huiskerken.

 

Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine


Dit is deel 7 van 9 beknopte blog over het thema “Leiderschap van oudsten” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!

 

Ga terug naar het artikeloverzicht

Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!